Jezus beschouwde gelijkheid met God niet als een staat waar Hij wilde blijven. Voordat Hij naar onze wereld kwam, verheugde Hij zich altijd voor het aangezicht van God, en Zijn vreugde was bij de mensen. Er waren daar ongetwijfeld talloze engelen en overvloedige schoonheid en wonderen, die we ons hier niet eens kunnen voorstellen. Maar niets van dat alles kon Jezus’ hart bevredigen. Zijn vreugde was in Zijn zonen en dochters op aarde. (Filippenzen 2: 5-7; Spreuken 8:22-31.)
Tekst: Johan Smith
Toen God alle dingen had geschapen, zei Hij dat ze heel goed waren. Hij schiep de eerste mens, Adam, die Hij in de Hof van Eden plaatste om ervoor te zorgen. Je zou denken dat Adam daar heel tevreden zou zijn geweest, maar dat was niet het geval. God begreep dit beter dan Adam. “En de Heere God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal hem tot een helper maken, vergelijkbaar met hem.’ … En de Heer deed een diepe slaap op Adam vallen … Hij nam een van zijn ribben, en … de rib die de Heer God van de mens had genomen, maakte Hij tot een vrouw, en Hij bracht haar bij de man.
En Adam zei: “Dit is nu been van mijn beenderen en vlees van mijn vlees…” Genesis 2:18-23.
Adam had dit gemis al een lange tijd gevoeld, daarom riep hij uit: “Dit is nu been van mijn botten”.
De geliefde en trouwe bruid van Christus
De tweede Adam, Jezus Christus, voelt precies hetzelfde. Hij verlangt naar Zijn bruid, die voor een geweldige prijs is gekocht. Deze bruid zal worden weggenomen, bij de rest van de mensen vandaan. Om haar te winnen, verliet Hij Zijn hemelse heerlijkheid en daalde Hij af naar de plaats waar Zijn geliefde bruid woonde. Niet alleen kwam Hij hierheen, Hij moest in alle dingen worden zoals wij. Dit zou de weg openen waarop Zijn bruid zou lopen om tot Hem te komen – van het vergankelijke in het onvergankelijke en eeuwige. (Hebreeën 2:14; Hebreeën 10:19-20.)
Christus toonde trouw toen Hij op aarde wandelde, en nu is het Zijn verlangen dat Zijn bruid net zo trouw zal zijn in de dagen van haar vlees. Dit is de manier waarop we één vlees worden met Christus. “Dit is een groot mysterie, maar ik spreek over Christus en de kerk.” Efeziërs 5:32. De man moet zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één vlees worden. De bruid ontvangt niet alleen van de Geest van Christus, ze laat zich door de Geest leiden zodat ze haar lichaam aan God aanbiedt als een levend offer dat Hem welgevallig is. Ze worden één vlees. (Efeziërs 5:30-32; Romeinen 12:1.)
Deelgenoten van de goddelijke natuur
We zijn van bovenaf geboren uit onvergankelijk zaad door het woord van God dat voor altijd leeft en blijft. (1 Petrus 1:23.) Ditzelfde woord voedt ons en we groeien erdoor. We beginnen als een kind, en dan groeien we op tot een zuivere bruid voor Christus. Deze zuivere bruid is voor Christus wat Eva was voor Adam. Het verschil is dat dit een hemelse relatie is, terwijl die van onze eerste ouders aards was.
Er zijn maagden zonder nummer. (Hooglied 6:8.) Dit betekent dat er velen zijn die niet volwassen zijn geworden, en daarom is Christus niet in staat om hen het hof te maken. De bruid van Christus is een volwassen vrouw wiens natuur een goddelijke liefde uitdrukt. Ze is ‘ziek van liefde’. “Ondersteun me met rozijnenkoeken, verfris me met appels, want ik ben verliefd”, roept ze uit. Hooglied 2:5. Een bruid denkt niet aan cadeaus of rijke lekkernijen. Haar gedachten en zorg voor zichzelf zijn verdwenen. Ze ziet alleen de bruidegom!
“Maar mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaard. Zeg me, o jij die ik liefheb, waar je je kudde weidt, waar je hem laat rusten op de middag.” Hooglied 1:6-7. Ze vertrouwt zichzelf niet aan iedereen toe. Ze is een gesloten bron, een verzegelde fontein. (Hooglied 4:12.) Ze verkiest liever in het vlees te lijden dan haar geheimen aan iemand anders dan haar bruidegom te onthullen. Ze is wat ze is: de belichaming van wat een mens kan bereiken. Door de genade van God heeft ze deel gehad aan de goddelijke natuur. (2 Petrus 1:4.)
Lees hier meer over de stralende bruid!